De last van solidariteit

De last van solidariteit

 

Ik ben nog nooit zo vaak opnieuw aan een blog begonnen als in deze weken. Het is m’n derde poging om iets op papier te zetten over wat er gaande is op dit moment. Een paar weken geleden – toen het allemaal net begon – leek het aardig iets te schrijven over het geheim van urgentie voor veranderen:

Wat lukt het coronavirus wél dat de klimaatcrisis niet lukt? (lege snelwegen, massaal vanuit huis werken en verschuiven van werktijden). Maar al snel werd me duidelijk dat zo’n verhaal de omvang van de situatie waarin we beland zijn onvoldoende recht doet.

Bij mijn tweede poging liet ik me inspireren door het ‘grote omdenken’ dat ik om me heen zag gebeuren en waar ik wel gevoelig voor ben: van het corona-virus naar het ‘everybody engaged-virus’(daar geloven we namelijk heel erg in, bij STELVIO). Hoe prachtig toch dat er zo ontzettend veel mooie initiatieven oppoppen, van voetbalsupporters die boodschappenpakketten van de voedselbank rondbrengen tot gepensioneerde verpleegkundigen en artsen die hun welverdiende pensioen voor even aan de kant schuiven om hun helden van oud-collega’s in de ziekenhuizen te gaan ondersteunen.

En dan de prachtige inspiratie die ik via appjes en social media ontvang, over dat niet alles stopt (“Maar de lente weet het niet”- Irene Vella: https://www.italie.nl/italia-varia/italiaans-gedicht-over-het-corona-virus/) en dat het een signaal van het universum is omdat er een major mindshift nodig is om het leefbaar te houden, met z’n allen op deze aardbol. Ik kon er best een eindje in mee, dacht ik, laten we er vooral positief naar proberen te kijken…

Maar waarom ben ik dan zo onrustig?

Hoe komt het dat ik niet veel verder kom dan de ramen aan de voorkant zemen, terwijl heel Nederland ondertussen het hele huis en de ganse tuin aan het opknappen is. Om nog maar niet te spreken van alle netflixtips die ik krijg…

Het heeft iets te maken met onzekerheid.

Onzekerheid over wat de (nabije) toekomst brengen gaat. Het voelt alsof ik in een vrije val de piramide van Maslow ben afgeduikeld. Van een leven waarin ik de basis op orde had, kon genieten van gezelligheid met vrienden en mijn werk me veel voldoening bracht, naar een situatie waarin ik me ineens weer druk te maken heb over inkomen en het dak boven mijn hoofd. In de overleefstand schiet ik dus. M’n reptielenbrein slaat aan. Vandaar die onrust. Mijn hersenen maken overuren, hoe houden we ons bedrijf overeind, hoe verdienen we snel weer voldoende geld. Ramen zemen of plinten verven lukt dan niet. Ook dat half uurtje niet. Een kwestie van een andere plek in de behoeftenhiërarchie.

En ik merk nog iets anders.

Solidariteit is het mantra deze weken.

Na de eerste grote schrik en het besef van de serieuze ramp die ons ten deel valt, duiken de berichten op over wat voor goeds dit alles ons ook kan brengen. Vertraging in een wereld die altijd maar te snel gaat, de luchtkwaliteit die verbetert en we brengen meer tijd met onze kinderen door dan ooit. En solidariteit. Hoe mooi om te zien dat dat er in grote hoeveelheid is.

En hoewel ik met liefde ieder jaar mijn inkomstenbelasting naar de belastingdienst overmaak, omdat ik geloof in solidariteit als basis voor een evenwichtige samenleving, word ik van de enorme loftuiting op diezelfde solidariteit deze dagen een beetje kribbig.

Het lijkt namelijk of er iets gebeurt wat ik in organisaties ook nogal eens tegenkom.  De plek der moeite noemen we het.  Je raakt iets aan wat niet zo fraai is of niet goed gaat en met de snelheid van het licht roepen mensen onmiddellijk dat er ook een heleboel wél goed gaat en enorm tof is. En dat het belangrijk is dat wij (als buitenstaander?) dat óók zien.

Onze reactie is dan vaak dat we zeker zien wat er allemaal goed gaat en dat dat heel mooi is en fijn (en dat vinden we ook echt), EN dat we graag samen willen kijken naar de schaduwkant die zojuist voorbijkwam… (‘ja iedereen doet enorm zijn best EN we zien ook dat het resultaat tekort schiet’, ‘ja solidariteit is prachtig EN er zijn mensen die in vier weken tijd hun levenswerk zien instorten’)

Het blijkt ingewikkeld om dat wat niet goed gaat onder ogen te komen, open op tafel te laten liggen, erbij te blijven, laat staan het er over hebben..

Dat gevoel bekruipt me een beetje bij alle berichten over de positieve kant van de komst van dit vreselijke virus. Dat het ontzettend ongemakkelijk is om het te hebben over wat een narigheid het allemaal met zich meebrengt. Als we maar met z’n allen hard genoeg roepen hoe bijzonder de grote solidariteit in onze samenleving is en dat we samen het virus er onder krijgen, hoeven we het niet te hebben over de kleine en grote rampen die zich aan het voltrekken zijn? Niet te kijken naar al het lelijks dat pijnlijk zichtbaar wordt?

Ik zie het ongemak bij de buurman, die me net vertelt dat hij deze corona-periode als een gouden kooi ervaart en tegen wie ik zeg dat het wegvallen van onze omzet direct gevolgen heeft voor mijn inkomen. En dat dat soms vreselijk moeilijk is. Ik heb het nodig dat het ook dáárover mag gaan. Zoals het ook moet kunnen gaan over de keuze die onze regering maakt vóór het beperken van een relatief klein aantal slachtoffers en het voorkomen van overbelasting in de zorg en daarmee tégen de grote maatschappelijke en economische gevolgen voor een groot aantal mensen.

Makkelijker onze solidariteit te prijzen..  

Voor mensen die gewend zijn dingen altijd op eigen kracht te doen, brengt solidariteit nog een andere last met zich mee. Solidariteit klinkt als ‘iedereen gelijk’ of we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Als er iets is wat solidariteit niet is, is het iedereen gelijk. Bij solidariteit zijn er namelijk mensen die geven en mensen die ontvangen. En daar zit ‘m de ongelijkheid.

Solidariteit is voor de gever nog altijd redelijk te doen. Het geeft gevoel van vrijheid, superioriteit (ook al willen we dat niet weten), misschien iets terugkrijgen ooit. Als je geeft, kun je ontspannen.

Maar hoe is dat voor de ontvanger? De noodgedwongen ontvanger?

Mensen die tot nu toe prima in staat waren hun eigen zaakjes te regelen, belanden plotseling in een situatie waarin ze het niet redden zonder hulp van anderen. Veelal door het wegvallen van inkomen, maar ook doordat ze niet naar buiten mogen om boodschappen te doen, thuiswerken moeten combineren met de kinderen helpen met school, niet meer het dagelijkse bezoekje naar een hulpbehoevende ouder kunnen maken.. Situaties waar niemand zich op heeft kunnen voorbereiden of voor heeft gekozen. En dan ineens heb je geen andere keuze dan hulp te aanvaarden.

Je hebt te ontvangen.

Ik ondervind het aan den lijve. Ben van de generatie ‘een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’. Grootgebracht met de boodschap dat ik voor mezelf moet kunnen zorgen. Ging best aardig tot nu toe. Het geeft me een fijn gevoel van onafhankelijkheid. Als er iets niet goed gaat, hoef ik in de meeste gevallen alleen maar het gesprek met mezelf te voeren. En nu is er corona. En red ik het niet in m’n uppie. Er komen kaarten van alle kanten en bloemen op vrijdag. Wandelmaatjes en de verzekering dat wat ik doe genoeg is. Inkomen wordt gedeeld. Ik word er stil van, geraakt door alle steun.

Maar hoe moeilijk is het om te ontvangen! Om ‘schulden’ op te bouwen. En ook nog bij de mensen die me het meest na staan. Bij wie onze relatie mij veel waard is.

Want als iemand iets voor mij doet, heb ik dat terug te geven. Of dat wat ik bijdraag moet tenminste gelijk zijn aan de bijdrage van de ander. Want ik wil niet in het krijt staan, dan ben ik niet meer onafhankelijk..

Laat mij maar geven. Genereus kan ik alles weggeven en delen. Maar ik realiseer me deze weken meer dan ooit, dat dat ook vraagt dat er iemand is die kan aannemen. Meestal was dat de ander, niet ik zelf. En dat brengt me bij hetgeen deze crisis, met z’n solidariteit, mij kan leren. Terwijl ik het liefst zou wegrennen bij mijn ‘gevers’, het liefst uit verbinding zou gaan (zó moeilijk vind ik het), alles gewoon zelf zou willen oplossen, heb ik te blijven. Terwijl het voelt alsof ik met het aannemen van hulp en steun schulden opbouw die onze relatie beschadigen, weet ik ook dat ik juist heb te leren ontvangen (= schuld maken) om de relatie goed te houden. Anderen moeten immers ook kunnen geven. Juist dan verbind ik me met hen, al doet het soms verrekte zeer.

Na 10 weken vol huis thuis zeg ik ja tegen een vriendin die aanbiedt om een hele dag de kinderen te vermaken, zodat ik tijd voor mezelf heb. Ik aanvaard de geruststelling van mijn collega’s die me zeggen dat het oké is als ik het werk vandaag even het werk laat. Ik vind het zomaar goed dat een andere vriendin helemaal mijn kant op komt om te gaan wandelen in plaats van dat we elkaar halverwege ontmoeten. Genieten van de lekkere koeken die mijn moeder me helemaal op de fiets komt brengen, lukt ook. En na vele weken oefenen ben ik trots op mijn grootste wapenfeit: drie boeken heb ik uit en de tuin staat vol gezaaide zomerbloemen. Tijd gegeven aan mezelf. En onwennig ontvangen van mezelf.

En dan brengt de last van solidariteit toch nog iets moois. Zo kan ik het dan ook wel weer zien.