Blauwe knieën en andere pijn

Blauwe knieën en andere pijn

Leren fietsen was voor mijn beide zoons niet iets dat in een middagje voor mekaar was. Daar waar kinderen van amper 3 soms opstappen en wegfietsen, hebben wij menige uurtjes met een ‘gebroken’ rug achter de fietsjes aangehold. Als moeder heb ik me vaak afgevraagd wat nou maakte dat iedere poging bij mijn jongens steevast uitliep op een drama eerste klas. Schreeuwen, boos weglopen, huilen.. een boze puber was er niets bij. En ook de fietsjes hebben het zwaar te verduren gehad. Zo ingewikkeld was het toch niet? Gewoon opstappen, benen rondtrappen, vooruit kijken en bij vallen weer opstaan.

Bij vallen weer opstaan???

Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat nieuwe dingen leren niet vanzelf gaat.

Dat geldt evenzo voor het veranderen van gewoonten, hoe graag je het jezelf ook anders ziet doen. Onze hersens zijn gemaakt om het ons makkelijk te maken. Vooral te doen wat we (her)kennen. En dat is precies wat maakt dat iets nieuws leren voor blauwe knieën zorgt. Als je eenmaal met je hoofd besluit dat je dingen anders wilt doen (mijn zoons wilden echt wel leren fietsen), begint het harde werken. Je gaat iets proberen dat je niet kent. Dus stoot je je neus, een onaangenaam gevoel. Auw! Dát is niet de bedoeling! Het was toch goed zoals het was? Waarom zou ik de pijn opzoeken?

Als je héél graag wilt en gezegend bent met een beetje doorzettingsvermogen, sta je op en probeer je het nog een keer, wetende dat het niet bij die ene zere knie blijft…

Met veel geduld van onze kant en andere krachten die er gingen spelen (vriendjes fietsten vrolijk rondjes) waren we het stadium van de blauwe knieën op enig moment voorbij. Wij vonden dat het steeds beter ging en zagen het moment dat we onze rug rust konden geven dichterbij komen. Ook hoefden we minder pleisters te plakken. Nog een paar keer het park op en neer en het fietsen hoort voorgoed tot het repertoire van aangeleerde vaardigheden. Dachten we. Maar van de een op andere dag was het gedaan met oefenen. Ze weigerden nog op hun fietsje te stappen. Wat was er aan de hand?

Veranderen doet pijn omdat dat wat je anders wilt doen niet gelijk goed gaat en dus voor frustratie en mislukking zorgt. Het zorgt voor het ongemak iets (opnieuw) te moeten doen dat niet direct een goed gevoel oplevert. En dat vinden onze hersenen niet fijn.

Maar naast deze pijn is er nog iets anders dat ervoor zorgt dat veranderen pijn doet: elke verandering gaat gepaard met verlies. Je raakt bijvoorbeeld het gemak kwijt dat je van iets had.

Iedereen die wel eens is verhuisd, snapt wat ik bedoel. Je gaat verhuizen omdat je meer ruimte wilt, een huis met meer licht of een grotere tuin (of natuurlijk juist een huis met een balkon omdat je niet langer uren onkruid wilt trekken). Je bent blij met je nieuwe stek! Maar in plaats van in vijf minuten op de fiets op je werk zijn, zit je nu een half uur in de auto. Én moet je eerder je bed uit ’s morgens.. Tja..

Soms is het verlies groter. Je geeft iets op wat heel goed is, iets waar je nog steeds van geniet. Maar dat niet kan bestaan naast dat wat je ook wilt. En dat laatste weet je ook.

En dan is het kiezen… kies je ervoor niet te verliezen wat je hebt en kent? Dan maak je misschien de stap niet die ook lonkt (en wat verlies je dan?). Kies je voor verandering? Dan gloort er iets moois aan de horizon. En je raakt iets kwijt wat je dierbaar is. Verlies is er altijd.

Veranderen doet pijn, hoe dan ook. 

Hoe bereid jij je daar op voor? Durf je het verlies in de ogen te kijken? Of ben je er nog niet aan toe? Blijf je even stil zitten? Of kijk je voorbij het verlies (misschien ook van het níet veranderen)? Naar dat wat het brengt?

Terug naar mijn zoons. Welk verlies deed hen zo’n pijn dat ze besloten niet te willen leren fietsen?  Het antwoord was even onverwacht als gelukzalig. “Maar mama… als ik voortaan zelf kan fietsen.. kan ik nooit meer bij jou achterop! En dat vind ik altijd zo fijn..”

Dat raakte me vol in mijn hart. Het liefst had ik de tijd stil gezet om voor altijd te genieten van die armpjes om mijn middel…

En ik wist ook dat ik dit verlies te nemen had. Want ik wil mijn kinderen leren dat blauwe knieën lonen. En dat er voor dat wat je verliest, iets goeds in de plaats komt.

“Mama.. wat is het toch fijn dat we zelf kunnen fietsen en jij zo die bak met ijs achterop de fiets kunt doen!”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het lunchcomplex van een organisatiecoach

Het lunchcomplex van een organisatiecoach

“Ga je mee lunchen?” Ben een maand aan de slag bij mijn klant als ik voor het eerst word meegevraagd naar de kantine.

 Mijn hart maakt een sprongetje.. ze vinden me aardig! Hmm.. typisch gevalletje reptielenbrein, soms vergeet ik dat ik als coach ook gewoon graag ergens bij hoor. Tegelijkertijd merk ik het ongemak bij de mensen, wat moeten we nou met haar?

 Het is ook niet niks. We zijn er ineens. Schuiven zomaar gevraagd én ongevraagd aan bij overleggen en gesprekken. Vinden er dan ook nog iets van en vaak is dat feedback waar je als medewerker niet direct om zit te springen. Omdat je er iets mee moet – dat weet je wel – en je je niet kunt verstoppen. We blijven immers nog wel even, dus je voelt aan je water aan dat er hier iets gaat veranderen, geen ontkomen aan!

 Want dat is waarvoor we als organisatiecoaches worden ingehuurd. We helpen om dat wat er zich binnen een organisatie afspeelt in lijn te brengen met de bedoeling. Zodat je als bedrijf – op eigen kracht – kunt excelleren. Dus past het gedrag van mensen bij dat wat je wilt realiseren? Stopt de leidinggevende bijvoorbeeld met controleren als het de bedoeling is meer zelfsturing binnen een team te ontwikkelen? En stopt het team met een appèl te doen op hun leidinggevende? Of hoe veilig voelen medewerkers zich eigenlijk binnen de eigen organisatie als hun werk is kinderen met psychische problemen een veilige omgeving te bieden waarin zij zich kunnen ontwikkelen?   

 Daar waar wij een paar maanden meelopen, betekent dit altijd dat medewerkers dingen anders moeten gaan doen, hun jarenlange gewoontes moeten opgeven en hun overtuigingen moeten bijslijpen. Wij maken hen daar bewust van. Tot vervelends aan toe (“als jij er bent schiet onze vergadering niet op, ik heb nog meer te doen!”).  
En laat ‘dingen anders moeten doen’ nou net zijn waar mensen niet op zitten te wachten…
Nee, geliefd maken we ons niet altijd.

En daar zit ik dan. Met mijn lunchcomplex. Want wat vind ik het gezellig om lekker even over het weekend te kletsen terwijl ik mijn boterhammen eet. Of mijn verwondering over die mooie film te delen die ik laatst zag. Soms is het lastig te weten dat mijn opdracht niet is om vriendjes te maken, een gezellige collega te zijn. Dat ik mijn ‘oerbehoefte’ (met dank aan de evolutie) om onderdeel van een groep te zijn niet moet willen bevredigen.

 

Gelukkig helpt mijn ratio en mijn ervaring als coach me een handje. En kan ik de lunch nemen zoals die komt. Wetende dat ik zojuist een prachtig en waardevol feedbackmoment had met een van de mensen hier. Dat hij terug naar zijn werkplek gaat met iets waarover hij gaat nadenken. Om de ambitie die hij samen met zijn collega’s heeft te kunnen realiseren.  
Dan is het goed zo… en met een grote glimlach eet ik mijn boterham.